070 319 25 46 info@ayurveda-agn.com

Diabetes Mellitus en Ayurveda

Diabetes mellitus ‘de stille ‘killer’

Zoals bij veel mensen inmiddels wel bekend is omdat er in tijdschriften, kranten en media tegenwoordig regelmatig aandacht wordt gegeven, is Diabetes mellitus niet langer meer een ‘onbekende’ ziekte. Regelmatig lezen we of horen dat Diabetes mellitus wereldwijd toeneemt. En meestal wordt ons dan voorgehouden dat overgewicht, te vet, te veel en ongezonde voeding, te weinig beweging etc. de veroorzakers kunnen zijn om diabetes te krijgen of in ieder geval wordt de kans op het krijgen van diabetes door deze factoren verhoogd. Of dat bij veel mensen die diabetes hebben gekregen ook echt het geval is, roept echter bij mij nog steeds de nodige twijfels op. Diabetes mellitus valt onder de categorie zogeheten ‘welvaartsziekten’ alhoewel het beslist geen ziekte is die alleen maar in de huidige tijd en in de landen waar welvaart heerst voorkomt. Ook in vroegere eeuwen kregen een aantal mensen te maken met diabetes of suikerziekte.

In de Charaka Samhita werd al melding gemeld van diabetes en de verschijnselen van deze ziekte. Ayurveda benoemde Diabetes mellitus: Madhumeha. In die periode − al lang voordat de westerse jaartelling begon − werd ontdekt dat bij onderzoek van de urine van iemand met bepaalde lichamelijke klachten, mieren op die urine afkwamen. Mieren zijn immers dol op zoet. Hieruit werd toen geconcludeerd dat de urine dus suiker (meha = zoet) moest bevatten. De urine van deze patiënten werd Madhumeda (= zoete urine) genoemd. De Ayurvedische artsen van toen ontdekten dat er hier sprake zou moeten zijn van een stofwisselingsstoornis. Ook de oude Egyptenaren hebben Diabetes mellitus beschreven.

Functie van de pancreas

Hoe Diabetes mellitus ontstond of waardoor het werd veroorzaakt was in die tijd – maar ook nog tot voor kort – moeilijker te ontdekken. Het is nog niet zo lang geleden dat veel mensen die Diabetes hadden aan de gevolgen hiervan overleden. Toentertijd werd iemand met Diabetes maar zelden oud. De werking en het belang van de pancreas (pan = geheel en creas = vlees) of alvleesklier werd pas in de negentiende eeuw ontdekt door Paul Langerhans (1847−1888). De pancreas is een langwerpig, klierachtig orgaan, die gelegen is achter de maag. De pancreas scheidt een belangrijk sap afgescheiden, welke belangrijk is voor de spijsvertering. Dit sap wordt pancreassap genoemd. Dit sap heeft tevens een belangrijke endocriene functie. De pancreas bevat circa één tot anderhalf miljoen eilandjes van Langerhans (genoemd naar de ontdekker ervan), die een hormoon produceren, het zogenoemde insulinehormoon (insula betekent eiland). Het eilandje is opgebouwd uit twee- tot vierhonderd cellen. Het hormoon insuline is het enige hormoon dat de bloedsuiker- of glucosespiegel in ons lichaam kan verlagen. Er zijn echter meerdere hormonen die een rol kunnen spelen bij het verhogen van de glucosespiegel. Dit zijn onder andere: glucagon, cortisol, adrenaline en groeihormonen.

Diabetes is het gevolg van een verminderde of gestopte werking van de alvleesklier (pancreas). De pancreas heeft twee functies, te weten:

  • Een endocriene functie. Hier bij gaat het om het vermogen van de alvleesklier om insuline en glucagon (twee hormoonstoffen) direct aan het bloed af te geven. We spreken dan van een inwendige afscheiding (interne secretie). Insuline is een hormoon van de B-cellen (bètacellen) van de eilandjes van Langerhans, dat de vet- en suikerstofwisseling regelt en in de reguliere geneeskunde wordt toegepast bij diabetes als voorgeschreven dieet of medicijnen niet of niet voldoende het glucosegehalte in het bloed laten dalen. De eilandjes (kleine kliertjes) staan in directe verbinding met de bloedbaan.
  • Een exocriene functie. Hierbij worden door het lichaam gevormde producten, zoals zweet, urine, door afvoerbuizen afgescheiden.

Glucagon is een polypeptide (een soort hormoon) die geproduceerd wordt door de A-cellen van de eilandjes van Langerhans en heeft een bloedglucoseverhogende werking. Insuline en glucagon zijn elkaars tegenspelers (antagonisten). Beide hormonen zijn nodig om de suikerstand in het bloed in evenwicht te houden. Glucose is in de lichaamscellen van de weefsels nodig voor het vormen van energie. Insuline zorgt ervoor dat de glucose de lichaamscellen in kan komen.

Het insulinemolecuul ontstaat uit het zogenaamde pro-insuline dat opgesplitst wordt in insuline en C-peptide. Bij mensen die geen Diabetes mellitus hebben, produceert de alvleesklier ongeveer 25 eenheden (EH) insuline per etmaal. Insuline zorgt ervoor dat het teveel aan glucose wordt opgeslagen in de lever en de spiercellen in de vorm van glycogeen. Met behulp van een ander hormoon, te weten glucagon, dat ook in de alvleesklier wordt gemaakt, kan de in glycogeen opgeslagen glucose weer in het bloed gebracht worden. Dit gebeurt als er in het bloed een tekort aan glucose ontstaat. Het glycogeen in de lever blijft daar gedurende acht tot tien uur beschikbaar. Als deze voorraad niet binnen die tijd verbruikt wordt door het lichaam, zal het langzaam worden omgezet in lichaamsvet.

Bij Diabetes mellitus is er sprake van een stoornis in de regulatie van het glucosegehalte in het bloed en van het transport van glucose vanuit het bloed naar de weefselcellen. Dit wordt veroorzaakt door onvoldoende of geen productie van insuline. Ook kan de werkzaamheid van de beschikbare insuline onvoldoende zijn. Deze oorzaken leiden allemaal tot een verhoogd glucosegehalte in het bloed. Als er een tekort aan insuline is, stijgt het bloedglucosegehalte in het bloed.

Hiervoor zijn drie oorzaken aan te geven:

  1. Het teveel aan glucose na het gebruiken van een maaltijd kan in onvoldoende mate als glycogeen opgeslagen worden.
  2. De glucose in het bloed zal de weefselcellen niet goed kunnen binnendringen.
  3. Er wordt bij een tekort aan insuline met behulp van een ander hormoon extra glucose gemaakt uit andere stoffen, zoals eiwitten.

Diabetes wordt dus gekenmerkt door een te hoog bloedglucosegehalte (suiker) in het bloed. Als er sprake is van een te hoge concentratie glucose in het bloed zal dit worden uitgescheiden door de urine die dan ‘zoet’ wordt. De nieren zijn dan namelijk niet meer in staat om alle glucose tegen te houden. Het kan echter voorkomen dat er bij mensen die Diabetes hebben geen glucose in de urine voorkomt. Er dient dan ook altijd uitgebreider onderzoek plaats te vinden om de diagnose van diabetes mellitus vast te kunnen stellen, o.a. door bloed via een prikje in één van de vingers, te onderzoeken door dit op een teststrookje te doen waarna een bloedglucosemeter de waarde van het glucosegehalte in het bloed aangeeft. Ook kan de arts een algemene indruk van de hoogte van het bloedglucosegehalte over de afgelopen één à twee maanden willen krijgen. Dit kan gebeuren door het laten bepalen van het HbA1c gehalte in het bloed. Bij dit onderzoek wordt bloed afgenomen uit een ader. HbA1c is het percentage hemoglobine (Hb) in het bloed dat gebonden is aan glucose. Hoe hoger het bloedglucosegehalte is, hoe meer glucose er gebonden wordt aan hemoglobine.

Typen Diabetes mellitus

Diabetes zou eenvoudig te behandelen zijn als er sprake zou zijn van één bepaald type waarbij de oorzaak bij iedere patiënt hetzelfde zou zijn. Dit is niet het geval. Er zijn verschillende typen Diabetes en de oorzaken kunnen bij ieder mens die er mee te maken krijgt, anders zijn. De typen zijn:

TYPE 1.  Bij dit type Diabetes maken de bètacellen van de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier bijna tot geen insuline meer. Dit type wordt veroorzaakt door een vernietiging van de cellen die in de alvleesklier insuline produceren door een ontregelde afweerreactie van het lichaam. Hierdoor is er sprake van een absoluut tekort aan insuline. Bij dit type is het toedienen van insuline door middel van injecties dan ook beslist noodzakelijk. Men spreekt hier van een insuline-afhankelijke Diabetes mellitus. Dit type begint nogal eens vrij plotseling en dikwijls vóór het veertigste levensjaar. Het kan echter daarna ook ontstaan. Als er geen behandeling met insuline via injecties zou plaatsvinden, zullen mensen met deze vorm uiteindelijk aan de ziekte overlijden. Westerse artsen nemen aan dat er bij dit type sprake is van erfelijke aanleg. Maar waarschijnlijk spelen meerdere factoren een rol bij het ontstaan van dit type. Mogelijk dat er ook invloed van een virusinfectie of een voedingsfactor waarbij de ongeboren, een jonge baby of zelfs wat grotere kinderen te weinig essentiële voedingsstoffen heeft gekregen, aanwezig is waardoor het immuunsysteem niet goed meer functioneert en de cellen die insuline in de alvleesklier produceren, vernietigt.

TYPE 2.  Jarenlang heeft men dit type ouderdomsdiabetes genoemd omdat voornamelijk oudere mensen (na hun veertigste levensjaar) in het verleden met dit type te maken kregen. Men heeft deze term herzien omdat dit type tegenwoordig ook bij steeds meer bij jongere mensen (onder de veertig jaar) voorkomt. Het verloop van dit type is sluipender dan bij type 1. Op het moment dat de diagnose: Diabetes mellitus wordt gesteld, is de ziekte dikwijls al veel langer aanwezig zonder specifieke klachten gegeven te hebben. Regelmatig komt het voor dat iemand bijvoorbeeld slechter is gaan zien of plotseling een hartinfarct krijgt en dat dan blijkt de persoon in kwestie al langere tijd Diabetes moet hebben. De oorzaak van type 2 is ingewikkelder dan van type 1 omdat twee factoren tegelijk een rol spelen. Ten eerste kan er een (mogelijk erfelijk bepaald) probleem in de lichaamsweefsels zijn waardoor insuline niet goed werkzaam kan zijn doordat in die betreffende weefsels een zekere weerstand tegen de werking van insuline is ontstaan. Men noemt dit insulineresistentie. Ten tweede is de alvleesklier niet meer in staat om aan de grotere behoefte aan insuline te voldoen. Hierbij wordt gesproken van een relatief tekort aan insuline. Beide factoren beïnvloeden elkaar in negatieve zin. Dikwijls wordt bij dit type door de alvleesklier nog een redelijke hoeveelheid insuline aangemaakt. Aanvankelijk kan dit type dan ook behandeld worden door een aangepast dieet te volgen of door reguliere medicijnen. Maar dikwijls neemt de hoeveelheid insuline die nog aangemaakt wordt in de loop der tijd af waardoor de bloedsuikerspiegel langzaam zal gaan stijgen en zal men op den duur toch over moeten gaan op het injecteren van insuline. Er zijn echter mensen met dit type die al vanaf het begin van de vaststelling van Diabetes insuline moeten gaan spuiten omdat bij hen de alvleesklier te weinig insuline aanmaakt.

Oorzaken voor het krijgen van Diabetes mellitus

Steeds meer westerse mensen en jonge kinderen krijgen te maken met Diabetes mellitus. Uit onderzoek door Katrien Stronks, universitair hoofddocent Sociale Geneeskunde in het AMC te Amsterdam (uit: Bloedsuiker nr. 1, lente 2006), is gebleken dat Diabetes mellitus zelfs veel voor komt bij mensen van allochtone afkomst. Van Hindoestaanse mensen is bekend dat veertig à vijftig procent vroeg of laat te maken krijgt met type 2. Ook bij mensen van Arabische afkomst zie je een toename van diabetes type 2. De oorzaken waardoor Diabetes mellitus toeneemt zijn niet allemaal bekend. Een aantal risicofactoren voor het kunnen krijgen van deze ziekte, zijn inmiddels wel bekend. Dit zijn:

  • Overgewicht alsmede te weinig beweging. Bij overgewicht komen vetzuren uit de vetcellen vrij die zowel de functie van de bètacellen in de alvleesklier als ook de gevoeligheid voor insuline in de lichaamsweefsels verminderen. Als iemand met overgewicht afvalt en/of meer gaat bewegen, zie je nogal eens dat de suikerziekte verdwijnt en er geen medicatie meer nodig is. Wel moeten bij deze mensen hun Diabetes levenslang in de gaten gehouden worden door een arts of Diabetesverpleegkundige.
  • Langdurige stress zowel lichamelijk als psychisch.
  • Zoals reeds is aangegeven: als een ongeboren kind of een jong kind voor het lichaam essentiële voedingsstoffen tekort komt, kan dit tot gevolg hebben dat er op den duur Diabetes ontstaat.
  • Secondaire vorm van Diabetes mellitus: deze vorm kan ontstaan als gevolg van een andere lichamelijke ziekte, bijvoorbeeld: ontsteking van de alvleesklier die veroorzaakt kan worden door langdurig en overmatig alcoholgebruik, galsteentjes, hormoonstoornissen van bijnieren en hypofyse, e.d. Ook kan Diabetes mellitus ontstaan door het gebruik van bepaalde medicijnen zoals bijnierschorshormonen (o.a. prednison).
  • Erfelijkheid. Hier hoeft echter niet altijd sprake van te zijn.
  • Latente Diabetes mellitus. Bij deze vorm zijn er onder normale omstandigheden geen verschijnselen van diabetes te constateren. Ook is er geen sprake van een gestoorde bloedsuikercurve. Maar het kan dan gebeuren dat ten tijde van bijvoorbeeld ziekte, een operatie, zwangerschap, ziekte, een behandeling met corticosteroïden, de Diabetes zich kan openbaren.

Symptomen van Diabetes mellitus

Er kunnen zich verschillende symptomen voordoen die kunnen wijzen op Diabetes mellitus. Ook kan er sprake zijn van maar één symptoom. Als u te maken krijgt met één of meerdere onderstaande symptomen is het altijd verstandig om een (Ayurvedisch) arts te raadplegen.

De symptomen zijn:

  • Veel moeten plassen.
  • Hevige dorst die moeilijk gelest kan worden en soms lang kan aanhouden.
  • Moeheid.
  • Het onverklaarbaar verliezen van gewicht.
  • Jeuk.
  • Slechter zien.
  • Verminderde weerstand tegen infecties.

Er kan bij één of meerdere van bovengenoemde symptomen ook sprake zijn van een andere aandoening. Een arts kan u uitsluitsel geven.

De behandeling van Diabetes mellitus

Zoals reeds is beschreven wordt Type 1 altijd behandeld door het inspuiten van insuline. Type 2 kan behandeld worden door het volgen van een aangepast dieet, medicijnen, het moeten inspuiten van insuline of een combinatie van deze behandeling. Ik wil nog opmerken dat het een groot misverstand is Diabetes mellitus type 1 als ernstiger te beschouwen dan Type 2, of als iemand alleen maar een aangepast dieet moet volgen om zijn diabetes onder controle te houden. Alle vormen van Diabetes mellitus moeten even serieus genomen en goed behandeld worden. Gebeurt dat niet, dan is de kans op (ernstige) complicaties groot. Iemand die te maken krijgt met Diabetes moet regelmatig gecontroleerd worden. Doorgaans gebeurt dit een paar keer jaar door een arts in samenwerking met een diabetesverpleegkundige en/of een diabetesdiëtiste. Ook de ogen van iemand met diabetes moeten minstens één keer per jaar gecontroleerd worden omdat diabetes op den duur de bloedvaten van de ogen kan aantasten met alle gevolgen vandien. Daarnaast is het belangrijk dat een pedicure met diabetesaantekening regelmatig de voeten van iemand die suikerziekte heeft, behandelt en nakijkt. Evenals een podotherapeut die de voeten nakijkt op misvorming of verlies van gevoel. De redenen voor deze intensieve behandelingen en onderzoeken zijn, waarbij getracht wordt door voorlichting en samenwerking met de patiënt de bloedsuikerspiegel zo normaal en evenwichtig mogelijk te houden, zijn:

  • Het voorkomen van acute ontregelingen van de bloedglucosewaarde.
  • Het handhaven van een normaal lichaamsgewicht door het controleren van het gewicht en het geven van adviezen en een eventueel dieet.
  • Het geven van adviezen om zo normaal als mogelijk te leren leven met diabetes mellitus.
  • Het trachten te voorkomen − en zo nodig behandelen − van complicaties die veroorzaakt kunnen worden door diabetes
  • Het opnemen van de bloeddruk en indien deze te hoog is te behandelen met bloeddrukverlagende medicijnen omdat een hoge bloeddruk de kans op het krijgen van een hartinfarct of een hersenbloeding bij iemand met suikerziekte aanzienlijk verhoogt.
  • Het regelmatig vaststellen van de hoogte van het cholesterolgehalte.
  • Urineonderzoek waarbij gekeken wordt of er eiwitten in de urine zitten die door de nieren ten onrechte zijn afgescheiden. Dit kan gebeuren als de nieren beschadigd worden door suikerziekte (een van de gevreesde complicaties).

Voor niet één patiënt die Diabetes heeft, is de behandeling gelijk omdat ieder lichaam zijn eigen reactie heeft op de behandeling. Het is belangrijk dat er maatwerk geleverd wordt.

Zelfcontrole en zelfregulatie

Het zelf regelmatig controleren van de hoogte van de bloedsuikerspiegel en het zelf dagelijks reguleren daarvan zijn heel belangrijkheid in de aanpak van suikerziekte. Voor zelfcontrole zijn er bloedglucosemeters verkrijgbaar waarmee men de bloedsuikerspiegel zelf kan testen. Bij deze meting wordt door middel van een klein prikje in één van de vingers waarbij een druppel bloed op een teststrookje wordt gedaan en in de meter gestopt wordt, de hoogte bloedglucose vastgesteld. Er zijn patiënten die dit maar een paar keer per week hoeven te doen maar er zijn ook mensen met diabetes die dit vier of meer keer per dag moeten doen. Bij voorkeur voor de maaltijden en ’s avonds voor het slapen gaan. als het nodig is omdat er bijvoorbeeld sprake is van een te laag of te hoog bloedsuikergehalte, zal er meer gemeten moeten worden. Als iemand met Diabetes insuline moet gaan spuiten zal hij van zijn behandelend arts te horen krijgen hoe hoog het aantal basiseenheden is dat hij per keer moet spuiten. Als het bloedsuikergehalte te hoog is, kan de patiënt zelf bovenop die basiseenheden, een aantal eenheden bijspuiten om het gehalte te verlagen. Als het bloedsuikergehalte te laag is en een hypo dreigt, kan de patiënt snel iets (liefst zoets bijvoorbeeld druivensuiker of zoete limonade) eten om het gehalte weer omhoog te krijgen. De hoeveelheid eenheden die gespoten moeten worden is afhankelijk van het aantal koolhydraten dat iemand gemiddeld naar binnen krijgt op een dag. Als iemand een maaltijd eet waarbij hij meer koolhydraten dan gebruikelijk gaat eten, moet hij extra eenheden bijspuiten om zijn bloedsuikerwaarde op peil te houden. De bloedsuikerwaarden moeten worden bijgehouden in een soort dagboek dat de patiënt iedere keer als hij op controle bij zijn arts of diabetesverpleegkundige moet komen of als er tussendoor iets bijzonders is met hem, kan laten zien aan de behandelaar(s) waardoor zij – evenals de patiënt zelf − een goed beeld kunnen krijgen van de situatie.

Er bestaat een verschil tussen kortwerkende insuline die voor de maaltijd gespoten dient te worden en tussen langwerkende insuline die voor het slapen gaan ingespoten dient te worden. Kortwerkende insuline werkt snel en is binnen een bepaalde tijd uitgewerkt en langwerkende insuline werkt doorgaans 24 uur en wordt gebruikt als basisinsuline. Uit bovenstaande moge duidelijk zijn dat zelfcontrole en zelfregulatie geleerd moeten worden. Hiervoor worden cursussen gegeven worden door diabetesverpleegkundigen, kruisverenigingen en verenigingen zoals de Diabetesvereniging Nederland. Het is niet alleen belangrijk dat degene met diabetes leert hoe om te gaan met suikerziekte, maar het is ook heel belangrijk dat zijn partner, directe huisgenoten, collega’s op de hoogte zijn van het feit dat de betreffende persoon suikerziekte heeft omdat deze persoon vroeg of laat te maken kan krijgen met een hypo of een hyper waardoor de buitenwacht adequaat moet kunnen reageren als hier sprake van is.

Hypo’s en hypers

De hoogte van de bloedsuikerspiegel wisselt bij ieder mens, dus niet alleen bij mensen die diabetes hebben. Dit is een normaal verschijnsel. Als iemand voedsel gebruikt dat veel koolhydraten bevat zal het bloedsuikergehalte in zijn bloed meer gestegen zijn dan als hij een maaltijd met heel weinig koolhydraten tot zich heeft genomen. Bij mensen zonder diabetes zal de hoogte van de bloedglucose in het bloed weer binnen een aanvaardbare tijd zijn gezakt tot normale waarde. De normale waarden schommelen tussen de 4 en 8 mmol/l. Voor mensen die diabetes hebben worden wat ruimere waarden aangehouden, namelijk: tussen de 4 en 10 mmol/l. Bij hen kunnen – ondanks koolhydraatbeperkt dieet, medicijnen of inspuiten met insuline en – de waarden na een maaltijd langere tijd te hoog blijven om daarna alsnog te zakken naar een aanvaardbaar niveau. Als iemand die Diabetes heeft binnen de eerder genoemde waarde blijft schommelen, wordt gesproken over een goed ingestelde diabetes. Het kan echter – ondanks dat iemand zich houdt aan de voorgeschreven behandeling en ook niet teveel koolhydraten eet – gebeuren, dat de waarde van bloedglucose in zijn bloed toch te hoog of te laag is. Als er sprake is van een lagere waarde dan 4 wordt gesproken over een hypoglycemie of in de meer bekende term: een hypo. De hoeveelheid glucose in het bloed is dan te ver gedaald. Als er in deze situatie niet gegeten wordt om de glucose aan te vullen, bestaat de kans dat iemand met diabetes in een coma raakt (coma hypoglycaemicum). Als er dan niet handelend wordt opgetreden door een arts, zal de patiënt komen te overlijden.

Als de waarde hoger is dan 10 mmol/l. wordt gesproken over een hyperglycemie, of hyper. De hoeveelheid glucose in het bloed is dan te hoog waardoor er verzuring (ketoacidose door diaceetzuur, aceton en B-oxyboterzuur) van het bloed kan optreden. Als de hoeveelheid glucose niet tijdig wordt verlaagd kan het lichaam daardoor in coma raken (coma diabeticum). Zonder behandeling zal de patiënt komen te overlijden.

Voor het kunnen krijgen van een hyper of hypo zijn verschillende oorzaken verantwoordelijk. We zullen er een paar noemen. Oorzaken voor een hyper:

  • Meer koolhydraten gebruiken dan men normaal eet en er geen insuline bijgespoten wordt om dat adequaat op te kunnen vangen.
  • De voorgeschreven hoeveelheid insuline niet gebruiken of teveel insuline hebben gespoten.
  • Infectieziekten, bijvoorbeeld griep, braken.
  • Bepaalde medicijnen kunnen de bloedglucosewaarde laten stijgen.
  • Stress en spanningen zowel lichamelijk als geestelijk.

Als er sprake is van een hyper en de patiënt is nog niet buiten bewustzijn, kan een aantal extra eenheden kortwerkende insuline bijgespoten worden. Voor het aantal eenheden zijn bepaalde richtlijnen welke u met de behandelende arts of diabetesverpleegkundige kunt leren berekenen. Doe dit niet op eigen houtje als u niet precies weet hoe hoog het aantal extra eenheden dient te zijn maar raadpleeg altijd bij twijfel de diabetesverpleegkundige of (huis) arts.

Oorzaken voor een hypo:

  • Te weinig of niet eten door welke oorzaak ook.
  • Te weinig of niet eten na het gebruik van insuline.
  • Bepaalde ziekten.
  • Bepaalde medicijnen die als bijwerking hebben dat ze de Bloedglucosespiegel kunnen laten zakken.
  • Te veel beweging en te weinig eten.
  • Teveel insuline spuiten voor het aantal koolhydraten dat men eet.
  • Te laat eten.

Soms is de oorzaak niet te achterhalen waardoor er of een hyper of een hypo optreedt. Daarom is het zich aan de voorgeschreven behandeling houden en regelmatige zelfcontrole zeer essentieel om de kans op een hyper of hypo zoveel mogelijk te verkleinen. Als er sprake is van een hypo en de patiënt is nog niet buiten bewustzijn, dan is het snel eten of drinken van voeding of drank waarin suiker zit, heel belangrijk, bijvoorbeeld: een glas aanmaaklimonade, druivensuiker, een boterham met jam. Suiker wordt snel door het lichaam opgenomen waarna de waarde van de bloedglucose weer sneller zal stijgen.

Verschijnselen van een hyper of hypo

Zowel een hyper als hypo kennen hun eigen bijverschijnselen. Iemand die diabetes heeft zal moeten leren deze verschijnselen op tijd te herkennen. We zullen een aantal van deze verschijnselen noemen:

HYPER:

  • Dikwijls moeten plassen.
  • Dorst.
  • Droge mond.
  • Vermoeidheid/slaperigheid.
  • Prikkelingen, tintelingen, een doof gevoel door invloed op zenuwen.
  • De patiënt gaat ruiken naar aceton.

HYPO:

  • Transpireren.
  • Bleek zien.
  • Hartkloppingen.
  • Onduidelijk of verward praten. Soms lijkt het of iemand dan dronken is en met een ‘dubbele’ tong lijkt te praten.
  • Geeuwen.
  • Minder scherp zien.
  • Hoofdpijn.
  • Een ziek en slap gevoel in het lichaam.
  • Verandering van stemming. Iemand die een hypo heeft kan agressief, prikkelbaar of gejaagd zijn.
  • Duizeligheid.
  • Moeheid.
  • Gevoelens van angst.

Voorgenoemde verschijnselen – zowel bij een hyper als bij een hypo – hoeven niet allemaal tegelijk op te treden. Soms kan er sprake zijn van maar een of twee verschijnselen. Daarom is het heel belangrijk voor iemand met diabetes om heel goed te luisteren naar zijn eigen lichaam en ieder symptoom heel serieus te nemen. Beter een keer teveel en onnodig gecontroleerd dan te laat. Het herstellen van een hyper of hypo kan even duren. De ene persoon met Diabetes zal zich vlugger weer lekkerder voelen dan een ander. Dat is voor ieder mens met Diabetes verschillend.

Complicaties door Diabetes

Omdat – simpel gezegd – door het bloed de glucose naar alle lichaamscellen wordt vervoerd en bij mensen die diabetes hebben de ene keer sprake is van een teveel aan glucose in het bloed en een andere keer van te weinig, kan diabetes mellitus aanleiding geven tot complicaties aan diverse organen en zenuwen. De complicaties kunnen optreden na een langdurig bestaande diabetes maar een aantal mensen met diabetes kunnen er oom mee te maken krijgen als ze nog niet zoveel jaren diabetes hebben. Ook treden complicaties niet bij alle mensen met diabetes in dezelfde mate en dezelfde ernst op. Het is niet geheel duidelijk tot nog toe waarom deze verschillen bestaan. Wat wel heel duidelijk en essentieel is dat het bloedglucosegehalte onder controle gehouden wordt. Dit wil zeggen dat de hoogte van het bloedglucosegehalte zo normaal mogelijk wordt gehouden. Hierdoor kunnen complicaties uitgesteld of zelfs voorkomen worden, doch dat is ook weer niet het geval bij alle mensen die diabetes hebben. We zullen een aantal bekende complicaties noemen:

  • Beschadiging aan de kleine bloedvaten waardoor er afwijkingen kunnen ontstaan aan onder andere de ogen (retinopathie) en nieren (nefropathie).
  • Beschadiging aan de grote bloedvaten (vasculopathie) waardoor er problemen met hart, hersenen, de voeten en de benen kunnen ontstaan.
  • Aandoeningen van het zenuwstelsel (neuropathie).
  • Hoge bloeddruk: veel mensen die diabetes hebben krijgen ook last van hoge bloeddruk.
  • Beperkte gewrichtsbeweeglijkheid (LJM = limited joints mobility). Hierbij gaat het om het weefsel dat rondom de gewrichten zit waarbij er – als het ware verkeerd – dik en stug bindweefsel gevormd wordt. Hierdoor kunnen de gewrichten pijnlijk en moeilijk of soms heel slecht bewogen worden.
  • Aandoeningen aan de huid.

Naast bovengenoemde complicaties is de kans op bepaalde andere ziektes zoals infecties, kanker, depressie bij mensen die diabetes hebben, groter dan bij mensen zonder diabetes.

Adviezen voor mensen met diabetes

Hieronder volgen een aantal adviezen voor mensen die diabetes hebben die mee kunnen helpen om de bloedglucosespiegel zo normaal mogelijk te houden:

  • Zorg voor een goede en zoveel mogelijk stabiele en normale bloedglucosewaarde door regelmatig te eten, liefst geen tussendoortjes te gebruiken en bij voorkeur bij iedere maaltijd steeds even grote porties te nemen. Dus: niet de ene ochtend één boterham en de andere ochtend drie boterhammen te eten als u pillen voor uw diabetes slikt of een dieet moet volgen. Als u echter insuline moet spuiten kunt u extra eenheden bijspuiten als u eens wat meer eet dan gebruikelijk is.
  • Neem iedere dag lichaamsbeweging. Probeer echter pieken te vermijden. Dus: niet de ene dag intensief bewegen en de volgende dag helemaal niet.
  • Zorg voor een bij uw lengte en bouw behorend lichaamsgewicht. Iedere kilo te zwaar betekent een extra belasting voor uw lichaam, dus ook voor de hoogte van de bloedglucosespiegel.
  • Eet zo gezond mogelijk.
  • Gebruik met alleen gezonde vetten in uw voeding en wees er heel matig mee.
  • Drink voldoende – anderhalve tot twee liters per dag – kraanwater naast hetgeen u gewend bent aan andere dranken te drinken.
  • Rook niet en gebruik geen alcohol of wees er heel matig mee. Als u toch alcohol gebruikt, eet daarbij dan iets wat koolhydraten bevat anders is de kans op een hypo – zelfs nog na een paar uren – groot.
  • Zorg ervoor dat je altijd druivensuiker of iets zoets bij je hebt als je op pad gaat.
  • Vermijd zoveel mogelijk stress en negativiteit.
  • Mediteer dagelijks.
  • Lach dagelijks. Lachen is heel helend voor zowel geest als lichaam.
  • Vertel je omgeving dat je diabetes hebt en leg uit wat ze moeten doen als je door een hypo of hyper bewusteloos dreigt te raken of bent geworden. Adequate hulp is dan immers van levensbelang.

Samenvatting

Met dit artikel willen wij laten zien dat diabetes mellitus een ernstige degeneratieve ziekte is, die op den duur belangrijke lichaamsfuncties dermate kan aantasten dat een patiënt aan deze complicaties kan overlijden. Het is dikwijls een sluipend proces. Vandaar dat diabetes ook weleens de ‘stille killer’ wordt genoemd. Het is van buitengewoon essentieel belang dat iemand die diabetes heeft, zelf zeer regelmatig de hoogte van de bloedglucosewaarde controleert en waar nodig maatregelen neemt om een hyper of hypo te voorkomen. Hoewel iemand nooit meer helemaal kan genezen van diabetes mellitus heeft een gezonde manier van leven, eten, bewegen heeft in de meeste gevallen een zeer positieve invloed op het verloop van diabetes. Helaas is dat niet bij iedere patiënt het geval omdat diabetes mellitus een heel gecompliceerde ziekte is en er nogal eens maatwerk geleverd moet worden om een patiënt zo goed mogelijk te behandelen en de kwaliteit van zijn leven zo prettig en aangenaam mogelijk te houden. Leven met diabetes is niet eenvoudig. Het moet geleerd worden. Je moet bijvoorbeeld leren te accepteren dat je afhankelijk bent geworden van bijvoorbeeld een dieet, medicijnen of het spuiten van insuline. Daarnaast is regelmatig eten, bewegen en leven en het vermijden van stress voor een aantal mensen moeilijk. Ook de angst voor het krijgen van een hypo of hyper is bij veel mensen met diabetes altijd op de achtergrond aanwezig. Uiteraard is er veel meer over diabetes te vertellen, juist omdat het geen eenvoudige ziekte is en er veel bij komt kijken op zowel lichamelijk als psychisch gebied. Samen met mevrouw José van Burink heb ik een boek over diabetes mellitus geschreven waarin deze ziekte uitgebreid beschreven wordt. Een aanrader omdat iedereen de kans loopt zelf diabetes mellitus te krijgen of wel iemand in zijn omgeving kent die te maken heeft gekregen met deze ziekte. In dit boek wordt ook de Ayurvedische aanpak uitgebreid beschreven. Het boek heeft als titel: Ayurveda en diabetes mellitus. Het is uitgegeven door Gopher te Amsterdam onder ISBN: 9789051796025. Het is verkrijgbaar bij iedere boekhandel.

Auteur: Dhr. Anil Kumar Mehta (GAMS) in de Ayurveda Actueel